JONGELING TE NAIN
DE JONGELING TE NAIN        
Plaats in winkelmandjeMandje
"En het geschiedde op den volgende dag, dat Hij ging naar een stad, genaamd Nain, en met Hem gingen velen van Zijn discipelen, en een grote schare. En als Hij de poort der stad genaakte, zie daar, een dode werd uitgedragen, die een eniggeboren zoon zijner moeder was, en zij was weduwe en een grote schare van de stad was met haar. En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet. En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! En de dode zat overeind, en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. En vreze beving hen allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht. En dit gerucht van Hem ging uit in geheel Judea, en in al het omliggende land", Luk. 7:11-17.

Nadat de Heere Jezus de kranke dienstknecht van de hoofdman over honderd op Zijn machtswoord genezen had, ging Hij de volgende dag naar een stad genaamd Nain. Nain was een stad in Galilea, gelegen aan den voet van den berg Hermon, bij de beek Kison, die in het meer van Galilea uitloopt. Het stadje Nain lag dus in het dal onder de dauw van Hermon, maar in Nain heerste de dood in een van de huizen. De dood was door de vensters bij een zekere weduwe naar binnengeklommen en had haar enigst kind, een jongeling, op het doodsbed gelegd. Er ging dus een mare door de straten van Nain en de doodsklokken werden geluid. De dood vraagt geen toestemming om binnen te komen, maar dient zich ongevraagd aan bij rijk en arm, bij overheden en onderdanen, bij wijzen en dwazen, bij bekeerden en onbekeerden. Ook voor Gods volk is de dood de laatste vijand. "De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood", 1 Kor. 15:26. Hier spreekt Paulus over de lichamelijke dood, want al Gods kinderen hebben het eeuwige leven, omdat zij reeds aan deze zijde van het graf gestorven zijn en in Christus zijn opgestaan in een nieuw leven. Zo was het ook met deze jongeling te Nain, die door de Heere Jezus uit de dood wordt opgewekt, zoals ook bij Lazarus is geschied. In de oud- en de nieuwtestamentische tijd werden soms doden opgewekt door de profeten, Christus en de apostelen. Dat geschiedde uitsluitend bij Gods volk. Buiten de opstanding der doden ten laatste dagen heeft God nooit en te nimmer verworpenen uit de hel uit de doden doen opstaan, zodat zij zich alsnog zouden bekeren. Nee, de hel is de eeuwige vuurput der verdoemden waaruit in der eeuwigheid geen ontkoming meer is. Maar sommige hemellingen heeft de Heere daarentegen in de tijd teruggeroepen, tot verheerlijking van Zijn heilige Naam en tot een getuigenis onder de mensenkinderen. Dat feit zullen we hier nader aanschouwen en de geestelijke strekking ervan overdenken. Kon en mocht het zijn met een persoonlijke toepassing voor een ieder van ons, voor het eerst, maar ook in de vernieuwing ervan.

Het Leven en de dood ontmoeten elkaar voor de poorten van de stad Nain. Een jongeling, het enigst kind van een weduwe, wordt op de doodsbaar ten grave gedragen, waarbij een grote schare rouwdragenden aanwezig is. En daar komt de Heere Jezus aan met Zijn discipelen en Hem volgde eveneens een grote schare. Het wonder te Nain is dus in geen hoek geschiedt. De moeder van de overledene, een weduwe, loopt wenend achter de baar aan, om haar enigst kind te begraven. Zij had reeds haar man begraven en nu was haar enigst kind door de dood van haar zijde weggerukt en zij was alleen overgebleven in deze aardse woestijn.

En dan ziet deze vrouw opeens de Heere Jezus aankomen en haalt opgelucht adem. MIS! "En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet."
Voordat de Kerk Christus ziet, heeft Hij hen allang gezien, ja, van eeuwigheid. De Heere Jezus is altijd de Eerste en Hij is ook de Laatste. Christus had ook deze vrouw al van eeuwigheid gezien en nu ontmoet Hij haar in de tijd in deze voor haar zo droevige omstandigheid. Al zag deze weduwe de Heere Jezus nog niet, Zijn oog sloeg haar reeds in liefde gade en Hij wilde Zijn heil voor haar bereiden, haar in een Vesting leiden. Onze medelijdende Hogepriester is alleen bekwaam om onze noden recht te peilen en ons daarin te hulp te snellen. In al onze benauwdheden is Hij benauwd geweest, volk des Heeren, en Hij is het alleen die onze krankheden kent, ja, op Zich genomen heeft en onze smarten in de volle zwaarte van onze val gedragen heeft in onze plaats. Christus is de enige Zieletrooster, ja, onze enige Troost beiden in leven en sterven. En dat komt de Heere door de onmogelijkheid steeds weer te bevestigen in het leven van Zijn volk en kinderen. En als dat gebeurt, dan is in ons enkel de dood. Sterker, als Christus ons Leven is, dan zijn we reeds gestorven, dan is de oude mens eraan en dan leven we uit een Ander. Dezulken kunnen wel vallen, maar nooit meer afvallen. Maar als het Leven wijkt, dan houd je enkel de dood over. Gods volk moet dikwijls doodbrakende over de wereld, want als het Beste boven is, heb je hier toch geen leven meer, mensen. Of kunt u nogal vooruit boeren in deze wereld, geliefde medereiziger naar de eeuwigheid? Gods volk boert meer achteruit dan vooruit, want zij zijn een vreemdeling op deze wereld. Soms hebben zij wandelingen in de hemel door het geloof en ik geloof dat deze gestorven jongeling zijn wandeling in de hemel had door aanschouwen. Maar de Heere Jezus haalt hem een tijdje uit het hemels heiligdom terug om nog een poosje op aarde van Hem te getuigen. Immers, de Heere heeft Zich een volk geformeerd dat Zijn lof zal vertellen. Nu was er in het Galilea der heidenen niet zoveel getuigenis en van echte bekeringen was er nauwelijks sprake. Christus kon aldaar niet vele krachten doen vanwege het heersende ongeloof. Nou, dan haalt de Heere Jezus wel een getuige uit de hemel om van de grote werken Gods te getuigen. Dat is ook wat voor die jongen geweest. Zijn wandel was in de hemel door aanschouwen en nu moest hij weer een poosje verkeren in dit onderaardse Mesech der ellende. Dat was echter voor die jongen geen oordeel, want als God het oordeel in ons leven heeft weggenomen, dan zijn we gezegend met een eeuwige zegen die in Christus is. Die jongen begeerde alleen de wille Gods te doen en het moet voor hem een grote vreugde geweest zijn in Zijn Naam te mogen getuigen. Maar vooralsnog ligt zijn stoffelijk overschot als een lijk op de baar. Daar kan geen mens wat mee beginnen, maar de Heere Jezus wel. Voordat Hij deze jongeling opwekt en uit de dood tot het leven roept, brengt Hij eerst deze vrouw tot het geloof. Daar heeft de Heere geen lange preek voor nodig, nee, Hij openbaart Zich aan deze vrouw met de woorden: "Ween niet." Het spreken van de Borg geschiedt altijd in tegenstrijd met de omstandigheden. Er was bij die vrouw geen enkele reden om op te houden met wenen, maar Christus' woorden zijn daden, zodat die vrouw er eenvoudigweg mee ophield, want Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er.
Dat houdt anderszijds dus in dat als de Heere er niet aan te pas komt, dan zou Gods ellendige volk blijven wenen totdat zij de laatste adem uitblazen. Ik ben niet bij machte om mijn zieletranen te drogen en nog minder om ze op te wekken. Als Johannes op Patmos zit weende hij zeer, omdat niemand waardig was het Boek te openen en zijn zeven zegelen open te breken. En Johannes weende om nooit meer op te houden. Maar dan stuurt de Heere een ouderling om Johannes een boodschap van Zijnentwege over te brengen: "Ween niet; zie, de Leeuw, Die uit den stam van Juda is, de Wortel Davids, heeft overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven zegelen open te breken", Openb. 5:5.
Dat komt dus ook voor dat God nog getrouwe ouderlingen heeft, hoewel meer in de hemel dan op aarde. Op aarde zijn er niet zoveel van God bekeerde en geleerde ouderlingen die van Godswege een geadresseerde boodschap ter vertroosting moeten overbrengen aan Gods ellendige volk. Dat is zeer zeldzaam geworden in onze dagen. Zelfs velen van Gods volk leven dikwijls individueel en men heeft niet meer alle dingen gemeen. Velen raken er zelfs aan gewoon, alsof er heel geen Wet van Christus te vervullen is. Dat is het oordeel in onze dagen en het is voorzegd dat de liefde van velen zal verkouden. Nou ja, de Heere is machtig te verlossen door velen of weinigen. Zijn raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. Doorgaans breidt God Zijn Koninkrijk uit door middel van de enkelingen. Daartegenover beschikt den Heere over een leger van duizenden engelen, gedienstige geesten die Zijn Woord doen en Zijn volk beschermen in tijden van nood en dood. Maar er is er maar Eén die zowel lichamelijk als geestelijk doden levend maakt en dat is Christus. Ik moet het nog anders zeggen: Christus spreekt doden levend, zoals we ook hier zullen zien. Als Christus levendmakend spreekt, komen doden tot leven. Geestelijk precies zo. Pas wedergeborenen kennen Christus door Zijn spreken. Het Woord heeft kracht gedaan in de dood en het oordeel van hun bestaan. Ze kennen de stem van de Goede Herder en een vreemde zullen zij geenszins volgen. De bijbelse waarheid te kennen is goed, maar heeft de Waarheid in Christus reeds kracht gedaan in ons leven? Daar komt het opaan. En hoe zijn we aan Christus gekomen? Als een levende of als een dode? Dat is altijd het verschil tussen 'schijn en zijn'. Schijn neemt Christus aan als een levende, maar Christus neemt enkel doden aan, omdat Hij alleen en uitsluitend doden levend maakt. Is dat geen nameloos ruim Evangelie? Als doden nog zalig kunnen worden, wie wordt er dan eigenlijk uitgesloten? Ja, als je als een levende meent op Jezus aan te kunnen werken, Hem zonder de schenking des Geestes aan te kunnen nemen, dan heb ik -op grond van de Heilige Schrift- geen hoop voor u. De Heere Jezus doet alles, of Hij doet niets. Christus pept geen halfdoden op, nee, Hij roept de doden uit het graf van hun adamsbestaan tot leven. Dat is toch zo'n onnoemelijk ruim Evangelie, maar je kunt het haast aan de straatstenen niet meer kwijt. En ik zal u vertellen dat een mens die onder de bearbeiding des Geestes ligt het God zomaar niet gewonnen geeft. Het zogenaamde 'onvoorwaardelijke' christendom in onze dagen staat in de rij om Christus aan te nemen. Ze plukken de beloften van het bijbelblad en de onvernuftige herders sporen de mensen aan om te reageren op Gods beloften. En dat reageren noemen ze dan 'geloof'. Dit soort herders preken de actieve mens en een lijdelijke Jezus tot in 'Hersteld Hervormde' kringen toe. En zo'n prediking gaat er natuurlijk als koek in en trekt een menigte van gardareense mensen die van hun drek niet gewasen zijn. Het is een godsdienst op het reformatorische gedeelte van de brede weg, zonder een geschonken Heere Jezus vanuit het recht des Vaders. Die mensen kunnen zich vrij bewegen en gaan en staan waar zij wensen, Jezus aannemen, dominees verheerlijken en dansen om een 'hersteld' kerkverband.
Nou, dat kon je van deze gestorven jongeling toch niet zeggen. Die jongen kon nog geen duim bewegen, laat staan de beloften aannemen. Ik zei eens tegen een arminiaanse leraar aangaande zijn valse leer: "U moet eens op een begraafplaats proberen om de doden een pepermuntje aan te bieden en dan moet u mij eens vertellen hoeveel handen er vanonder de grafstenen omhoog steken om het aangebodene aan te nemen."
Ja, toen stond 'ie met een mondvol tanden. De vrije wil drijvers in onze dagen vermenigvuldigen echter in het kwadraat en de schijnbekeringen nemen hand over hand toe. Gods Koninkrijk neemt echter ook met de dag toe, maar dan wel in een geheel andere zin. De uitbreiding van Gods Koninkrijk geschiedt niet door de 'vrije wil' des mensen, maar door de vrije ontfermingen Gods. De mens heeft trouwens geen vrije wil, maar een geknechte wil en Gods volk heeft ook geen vrije wil, maar een vernieuwde wil om te willen wat God wil.
Die wenende moeder doet er dan ook haar best niet voor om haar jongen nog iets aan te bieden en de schare die met haar was, ook niet. Immers, de dood had zijn intrede gedaan en voor wat de tijd betreft viel er niets meer te verwachten. De moeder weent en de meelevende schare weent mee. Die mensen liepen niet met ijskoude gezichten naar het graf, nee, daar was nog liefde onder elkaar en die mensen probeerde de last van die weduwe wat te verlichten.
Maar er is er maar Eén, namelijk Christus, Die met innerlijke ontferming bewogen is over deze rouwdragende weduwe, want Hij is een Man der weduwen en een Vader der wezen. En dan zegt Christus tot die vrouw: "Ween niet."
Was dat nu een troostwoord voor dat mens? Ik geloof het heel zeker, want het waren geen woorden van een mens, maar van DE Mens en van Zijn spreken gaat kracht uit, want Hij spreekt als Machthebbende.

Kent u dat ook, mijn lezers? Heeft de Heere in uw zielsverdriet weleens deze of andere troostwoorden tot u gesproken? Of hebt u geen zielenood en kunt u uw padje nog aardig recht houden? Deze vrouw kon haar pad niet meer recht houden, want ze was haar man verloren, en nu haar enigst kind verloren en dat allemaal vanwege haar diepe val in Adam. En nu ging zij haar laatste reisje maken en haar enigst kind begraven en zij was alleen overgebleven als een kinderloze weduwe die slechts tranen tot haar spijs had dag en nacht.
Maar de Heere Jezus wist van de nacht van haar bestaan af en spreekt haar toe vanuit het welbehagen des Vaders: "Ween niet."
Je zou toch zeggen dat de Heere Jezus eerst die gestorven jongeling zou opwekken uit de doden, want dan zou die vrouw vanzelf ophouden met wenen. Nee, dat doet de Heere Jezus niet; Hij brengt deze vrouw eerst tot het geloof met de woorden: "Ween niet."
Dat herhaalt zich in het genadeleven. Kijk, de dooie godsdienst wil altijd eerst een teken zien en dan zal men wel geloven. Maar het enige teken wat de Heere Jezus de dode godsdienst aanwijst, is het teken van Jona de profeet: Drie dagen en drie nachten in de buik van de vis, hetgeen een beeld en type is van de drie dagen en de drie nachten van Jezus' verblijf in de schoot der aarde. En op grond van dat laatstgenoemde teken zegt Jezus tot deze weduwe: "Ween niet."
Wat betekent dit? Wel, Christus spreekt vanuit het welbehagen des Vaders. God de Vader heeft Zijn enigst Kind overgegeven tot de dood, want Christus als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6). En op grond daarvan zegt Christus tot deze in rouw verkerende weduwe: "Ween niet." Christus spreekt op grond van Zijn Eigen bloedgerechtigheid. En dan is er geen reden meer om te wenen, want er is genadeloon voor degenen die geen werken meer hebben, maar alleen de dood en het verderf kunnen mijnen. Voor dezulken is er de volmaakte gerechtigheid en heiligheid van Christus, namelijk voor een dode goddeloze en een afgestorven kinderloze. Als Rachel weent over haar naar Babel weggevoerde achterkleinkinderen dan spreekt de Heere tot haar ziel: "Zo zegt de HEERE: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen uit des vijands land wederkomen", Jer. 31:16.
En omdat de tranen van Gods kinderen geen grond kunnen zijn voor het handelen van God in Christus, neemt God de grond uit hun tranen weg en zegt tot de ziel: "Ween niet." Dat was geen harde behandeling, maar een genadeblijk van het Vaderlijke meedogen. En het is een blijde tijding voor je bedroefde ziel als Christus je tranen droogt op Zijn spreken. "Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van den dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot", Ps. 116:8.
Nou, dat moest hier nog gebeuren, maar Christus' woorden zijn daden en Hij zegt niet het ene om het andere aan de mens over te laten met zijn vrije wil, nee, Hij doet het werk der zaligheid alleen en geheel. Zalig worden is een eenzijdig Godswerk en daar komt geen menselijke beweging aan te pas.
En als die vrouw opgehouden is met wenen, loopt Christus op de doodsbaar toe en dan begint het Leven tegen de dood te spreken, ja, en dan moet de dood wijken. "En Hij ging toe, en raakte de baar aan; (de dragers nu stonden stil) en Hij zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! En de dode zat overeind, en begon te spreken." Christus heeft de dood gedood met Zijn dood en verslonden tot overwinning.
Kent u dat ook, lezers? Heeft God u ooit uit het graf der zonde opgewekt tot een nieuw schepsel in Christus? Of meent u er ook nog wat aan te moeten doen? Wat had die jongen aan zijn opwekking gedaan en wat hebben u en ik aan onze geboorte gedaan? En wat heeft Gods volk aan haar wedergeboorte gedaan? Immers niks en niemandal. Christus spreekt tot de doden en de zaak geschiedt. Het Leven brengt de onverderfelijkheid aan het licht. En die jongen begint direct te getuigen. Volgens de filosofie van de tegenwoordige godgeleerdheid moeten de pas 'levendgemaakten' eerst een tijdje een spreekvaardigheidscursus volgen op het conservatorium van dr. Habitus, alvorens een woordje te kunnen spreken in het openbaar. Nou, mensen, ik zal je vertellen dat als de Heere je ziel redt in de dood van je bestaan, dat je direct zult spreken en Zijn lof zal verkondigen, anders zouden de stenen gaan spreken. Er worden boeken vol geschreven over de zogenaamde "stille in den lande", maar God heeft Zich een volk geformeerd die ZULLEN Zijn lof vertellen, zelfs in de nacht, anders zou God geen God meer zijn. Maar let er terdege op dat de duivel een meester is om het ware getuigenis na te bootsen. Ook dat wordt in onze dagen nauwelijks meer onderscheiden. De wereld ziet nog beter wat er in de kerken aan de hand is, dan de kerken zelf. Er zijn massa's valse predikers in onze dagen en men gelooft het niet. Dominees worden pauselijk verheerlijkt, maar niemand vraagt naar het verachte Sion dat door recht verlost is. Het lijkt wel of er geen duivel meer bestaat en of de bannen in het leger alleen voorkomen ten tijde van Achan, maar ik zal u vertellen dat als we geen Achan geworden zijn in de inleving, we ook geen kennis hebben aan de Deur der hoop in het dal Achor.
Voor deze weduwe was Christus de Deur geworden in het dodedal van Hermon. En ze kreeg haar zoon nog een tijdje in bruikleen als een geleend pand, want zij had hem uit de handen van Christus ontvangen. Christus wekt die jongen niet alleen op uit de doden, Hij geeft hem ook terug aan zijn moeder. Ja, en dat mens weende nu van blijdschap. Zij had eerst Christus leren kennen als haar enige Troost beide in leven en sterven en vervolgens was zij haar zoon in het Goddelijke recht kwijtgeraakt toen Christus de grond uit haar tranen wegnam met de woorden: "Weent niet." En als je een kind in het recht Gods bent kwijtgeraakt, krijgt u hem of haar weer uit datzelfde recht terug in Christus. "En Hij gaf hem aan zijn moeder." Die weduwe had haar moederrecht in het recht Gods verloren en nu ontving zij vanuit datzelfde recht, maar nu in Christus, haar jongen terug.

Als Absalom sterft, dan staat er van David geschreven: "Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! 2 Sam. 18:33. David kon Absalom niet kwijt in het recht Gods. Hij werd zeer beroerd, omdat hij wist dat Absalom voor eeuwig verloren was en daarmee kan vlees zich niet verenigen, ook het vlees van Gods volk niet. Met het jongetje van Bathseba was het gans anders gesteld. Die verloor David in het recht Gods en ontving hem weder uit dat recht in Christus. "En hij zeide: Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend; want ik zeide: Wie weet, de HEERE zou mij mogen genadig zijn, dat het kind levend bleve. Maar nu is het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen wederhalen? Ik zal wel tot hem gaan, maar hij zal tot mij niet wederkomen", 2 Sam. 12:22-23.
Als de zonen van Aaron met vreemd vuur offeren, dan worden zij verteerd door het vuur des HEEREN. "Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN", Lev. 10:2. En dan staat er van Aaron: "Doch Aaron zweeg stil." Aaron jammerde niet over zijn zonen, zoals David deed omtrent Absalom, Aaron murmureerde niet vanwege Gods oordeel, maar onderwierp zich Gode en zweeg stil. Hij raakte zijn zonen echter niet kwijt in Gods recht, omdat hij wist dat zij voor eeuwig verloren waren. Onderwerping geeft rust, maar een kind kwijtraken in het recht Gods als een doodschuldige, is wel heel wat anders, want dat lost zich op in Christus. "En Hij gaf hem aan zijn moeder." De ouders van Mozes verloren Mozes als baby in het recht Gods en ontvingen hem uit datzelfde recht in Christus terug. Lees het maar na. Je kunt alleen maar een kind kwijtraken in Gods recht als de gerechtigheid van Christus er Borg voor staat. Er zijn mensen die zeggen dat ze hun kinderen in Gods recht hebben verloren, zonder dat zij kunnen vertellen hoe zij hen in Christus weder hebben ontvangen. Die mensen zeggen dus dat zij het eens geworden zijn met Gods recht zonder Christus' Borgstelling. Maar zonder de Borgstelling van Christus raakt geen mens een ziel kwijt in Gods recht. Zonder de tussentreding van Christus is God een verterend Vuur en een eeuwige Gloed bij wie niemand wonen kan. Die mensen weten dus niet wat zij zeggen; ze willen er alleen 'grote christenen' mee zijn. Ook in het kader van de rechtvaardigmaking verliest geen mens zich in het recht Gods ZONDER de gewilligheid van Christus. Die het anders leren, weten niet wat rechtvaardigmaking is. Als een zondaar in de aanvaarding van zijn vonnis zijn welverdiende straf aanvaart en de tussentreding van Christus zou uitblijven, zou hij onmiddellijk in de hel belanden.

Ja, en toen die jongen de grote werken Gods vertelde, kreeg hij medegetuigenis van al het volk, want er staat: "En zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet is onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht."
Het dodedal te Nain veranderde in een geestelijke beweging. Gelijk de dauw van Hermon, daalde de Heilige Geest heerlijk af op de schare welks rouw was veranderd in een blijde rei. Die mensen gingen die jongen niet verheerlijken, ook niet het wonder, maar zij verheerlijkten God. Dat is altijd het ware kenmerk van een geestelijke opwekking. God verheerlijken is Geesteswerk. Daar heb je geen orgel bij nodig. Daar heb je de Heilige Geest voor nodig en dan moet het eerst Pasen geweest zijn in de toepassing, want de Heilige Geest komt alleen in je hart wonen op grond van de vergeving der zonden. En dat gerucht van die opwekking breidde zich uit als een olievlek in het omliggende land. Gods werk in Christus kan nooit verborgen blijven. Christus werkt geen stiekeme bekeringen en scheve gezichten die vromelijk naar de grond turen, maar Hij zet verloren zielen in de onmetelijke ruimte van Zijn eeuwige liefde. En die liefdegeur van Christus deed de inwoners van Nain tot liefde nopen en zij verheerlijkten God. "En zij begonnen vrolijk te zijn."

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl