DE KANANESE VROUW
DE KANANESE VROUW        
Plaats in winkelmandjeMandje
"En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon. En ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere! Gij Zone Davids, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. Doch Hij antwoordde haar niet één woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na. Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij! Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen. En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondekens eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren. Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure", Matth. 15:21-28.

Nadat de Heere Jezus de Farizeeën en de Schriftgeleerden scherpelijk de wacht had aangezegd, omdat zij door het onderhouden van hun inzettingen het gebod Gods teniet deden, vertrok Hij vandaar naar de delen van Tyrus en Sidon. Christus was de wettische muggenzifterij der Joden en het werkdadig christendom meer dan zat en vertrok naar het heidenland om Zich daar een tijdje te versteken. Maar het Licht der wereld kon onmogelijk verborgen blijven, want zodra Christus en Zijn discipelen de landpalen van Tyrus en Sidon betraden, liepen zij een vrouw tegen het lijf die in grote nood verkeerde. Deze vrouw stelde zich niet eerst aan de Heere Jezus voor, maar begon Hem achterna te roepen, biddende dat Hij de duivel uitwierp uit hare dochter. Deze Syro-Fenicische vrouw had namelijk een dochter die een onreine geest had. Dat was geen uitzondering, want zo komt elk mens ter wereld, namelijk met een onreine geest, dood in zonden en misdaden, door de toerekening van de zonde van Adam. Van nature zijn we de duivel onderworpen en leven wij in bittere vijandschap jegens onze Schepper en Formeerder.
Is dat uw en mijn last weleens geworden, mijn lezers, want dat zou een wonder wezen, aangezien wij van nature geen lust hebben om God te vrezen en van de zonden geen last hebben. Dat was met deze vrouw zo gans anders gesteld, want zij had een groot pak op haar rug, niet haar eigen pak, maar het zondepak van haar dochter. Daar hoor je vandaag de dag zo weinig meer van, dat ouders met de eeuwige belangen van hun kinderen bezet zijn, zoals deze vrouw. Deze vrouw had de zondelast van haar dochtertje geëigend, en dat is alleen mogelijk als je een kind van God bent. Die vrouw had niet alleen van Jezus gehoord, maar geloofde in Hem, namelijk dat Hij de Zaligmaker der wereld was, ook voor haar persoonlijk. Je kunt namelijk nooit andermans pak dragen en de Wet van Christus vervullen als je zelf niet van je eigen zondelast verlost bent geworden in de vergeving der zonden en dat door het geloof.

'Het verhaal gaat' dat deze vrouw op de 'toeleidende weg' tot Jezus was, maar Jezus nog niet kende als haar persoonlijke Verlosser en derhalve nog niet gerechtvaardigd was. Op de toeleidende weg is men -volgens zeggen- onbewust in Christus en als men op die weg onverhoopt komt te verongelukken, geen nood, want dan valt men met een schrik in de hemel.
Ja, met dit schijnzalige verzinsel houdt de duivel er velen gevangen onder zijn wil onder de dekmantel van "genade." Velen zijn 'op weg' naar Christus, maar zolang je nog niet in de Vrijstad bent, ben je nog steeds een doelmisser die in de zonde leeft en een onverzoende vijand van God en Christus.

Deze vrouw had de Heere Jezus echter nog nooit gezien, maar om in Christus te geloven was/is het niet noodzakelijk om Hem lichamelijk te kennen, want het komt enkel en alleen op de ware geloofskennis aan. Deze vrouw had reeds van de langbeloofde Messias gehoord, namelijk wie Hij was en waartoe Hij gekomen was, en als heidin had zij de belofte door het geloof omhelsd, anders had zij zich nooit met de last van haar dochter tot Hem gewend. Deze heidenvrouw was dus door een gerucht over Jezus tot het geloof gekomen, en toen is zij door het geloof tot Hem uitgegaan, om ook haar dochtertje, die, zoals wij allen van nature, met een onreine geest bezet was, genezen en gered te krijgen door Hem die sterker is dan de sterkgewapende die zijn hof bewaakt en het hele mensdom in zijn macht heeft en gevangen houdt onder zijn wil. Alleen degenen die door een waar geloof Christus zijn ingeplant zijn van de macht des duivels verlost en dezulken zullen niet jongeloos blijven, maar altemaal tweelingen voortbrengen.

Zo valt dus deze vrouw met al haar nood aan de voeten van Jezus en dat is de zaligste plaats die een verloren zondaar zich kan wensen en bedenken, want op die plaats is het beter te sterven aan Zijn gezegende voeten dan nog langer vermaak te hebben in deze wereld die vergaat met alles wat daarin beweegt en leeft. Hoe verloren deze vrouw ook over de wereld gaat, betracht zij echter de wil van God, namelijk door haar geloof in Christus en Christus is dan ook haar enige Voorwerp des geloofs op Wien zij al haar bekommernissen werpt, sterk tot Hem roepende: "Gij Zone Davids ontferm U mijner; mijn dochter is deerlijk van de duivel bezeten."
Wat een geloofsgebed! Zij zegt niet: "Ontferm U over mijn kind, nee, zij zegt: "Ontferm U mijner!" De nood van haar dochter was haar nood en schuld geworden. Dat had dat mens niet opgezocht, nee, dat had God als een last op haar hart gebonden. Wij zoeken geen lasten van anderen te dragen, ben je wijzer, mens, Gods volk krijgt soms de last van een ander opgelegd. Deze Kananese vrouw was dus een geestelijke lastdrager, die haar nood aan Jezus bekendmaakt. Dat is altijd het beste Adres en het is ook het enige Adres. Velen lopen met hun nood naar Gods volk, of naar een dominee, maar dat zijn meestal houdbare noden en houdbare noden zijn gevaarlijke noden, omdat zij dikwijls weer overgaan zonder dat zij door God in Christus zijn overgenomen!
Deze vrouw wendt zich in haar nood en dood niet tot de discipelen, maar zij wendt zich direct tot Jezus. Haar nood kan geen uitstel lijden en dat is altijd een kenmerk van de ware zielenood: "Geef mij Jezus of ik sterf, want buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf."
En dan wordt zij natuurlijk direct geholpen.... Tenminste, zo stelt men het voor bij geestelijke EHBO Stichting "JIJDAAR!" Ds. A.S. houdt het E.O.-gehoor voor: "Waar wacht je nog op? Ik leg de Heere Jezus in jouw hart." Nou, prachtig toch? Je laat je bij Stichting 'Jijdaar' zalig verklaren en klaar is kees. En meneer A.B. doet er nog een schepje bovenop en laat de aanneming aan de schenking in de toepassing voorafgaan en dan gaat het publiek weer opgelucht met een ingebeelde Jezus naar huis. Ja, en dat noemt men dan: 'een opwekking.'

Bij die Kananese vrouw ging het dan toch wel geheel anders. In de eerste plaats had ze niets aan te nemen, want er werd haar niets aangeboden, ook niet in de toepassing des harten. En in de tweede plaats werd ze genegeerd door... de Heere Jezus! De Heere beantwoordde haar smeekbede niet met één woord. Zo'n behandeling past niet meer in de hedendaagse theologie, want hele massa's belijders zijn al gered met hun bidden. Of men plukt de belofte van het bijbelblad en dat noemt men dan 'geloof.'
Maar die vrouw was met haar smeekbede niet gered en de toepassing kon zij niet maken; zij moest daadwerkelijk door Christus geholpen worden en dat mens was dan ook aan haar wettische ootmoed gedood (zo van: och mocht het nog eens gebeuren), want door de nood gedreven bleef zij doorgaan met roepen en smeken om het behoud van haar dochter. De discipelen werden nogal behoorlijk geërgerd door haar geroep en begonnen ook tot de Heere Jezus te bidden: "Laat haar van U, want zij roept ons na." Zij werden echter niet zoals deze vrouw door de nood der ziel gedreven, maar door de ergernis van het vrome vlees. U ziet, discipelen van Christus of niet, al Gods volk is en blijft vleselijk, verkocht onder de zonden. Alleen genade maakt onderscheid. Dus bij Gods volk moet je doorgaans niet wezen, en zelfs de discipelen van Christus hadden dat om genade schreeuwende mens liever in de goot getrapt, dan dat zij in haar nood deelden en zich over haar ontfermden in de gebeden. Nee, ze baden Christus of Hij dat mens met een kluitje in het riet wilde sturen, want dan waren zij van haar publieke 'gezeur' af. U ziet, zelfs de discipelen van Jezus gaan tegenover deze in grote nood verkerende vrouw voorbij, zoals ook die priester en die Leviet die halfdood geslagen man langs de kant van de weg voorbijgingen. De discipelen van Jezus verkeerden hier wel in een vreselijke wangestalte, want de naastenliefde is een waarachtige vrucht van het geloof in Christus. Bovendien waren de discipelen ambtsdragers en die moeten toch zeker het beeld vertonen van die barmhartige Samaritaan. Och, wat komt Gods volk zich toch dikwijls tegen in haar vleselijke adamsbestaan. De meeste van Gods ware kinderen zijn zulke lievertjes niet, tenminste niet in de inleving. Maar zij komen wel hun wangestalten gedurig te bewenen en daar is het naamchristendom volslagen vreemd aan. Die kunnen wel snotteren als een krokedil, maar daarvoor moet je uitlijken, want een krokedil laat eerst een stroom van tranen lopen voordat hij je opvreet. Krokedillentranen zijn dus net zo bedriegelijk als het weerbericht en vele malen gevaarlijker. En zulk soort krokedillen zitten bij hopen in de kerkeraadsbanken, de goeden niet te na gesproken, maar bij de doornsee kerkenraden moet je als verloren zondaar dan ook niet wezen, want die zouden ook van deze vrouw gezegd hebben: "die heidense vrouw behoort niet tot onze wijk." Men wil wel zending op afstand bedrijven om voor de mensen goed voor de dag te komen, maar er is geen kerk die zijn eigen huis op orde heeft. En dat is ook de weg en het is ook voorzegd, want de getuigen van Christus moeten altijd veel verworpen worden door het naamchristendom, door ouderlingen en Schriftgeleerden en soms ook door Gods volk. Het feit dat in het laatste der dagen de liefde van velen zal verkouden, begint bij het huis Gods, want het oordeel begint bij het huis Gods. Immers, al die bekeerde discipelen hebben Christus zonder onderscheid verlaten toen Hij in de hof van Gethsemane door die gewapende bende gevangen genomen werd. Dat had een man als Petrus voor die tijd echt niet voor mogelijk gehouden. Hij zou met Christus wel de dood ingaan als het zover komen zou, maar wat is Petrus zichzelf bitter tegengevallen en daar weet al Gods ware volk wel wat van. En nu moet u nooit denken dat Gods ware volk zich over deze wangestalte zal beroemen. Nee, daarover schamen zij zich diep, want Gods ware volk kijkt weleens in de ogen van de Heere Jezus als Hij zwijgt in Zijn liefde. O, mensen, als dat gebeurt, dan ga je met Petrus naar buiten om bitterlijk te wenen over zoveel goddelijke trouw tegenover zoveel vleselijke ontrouw.

Nu zou je toch denken dat de Heere Jezus Zijn discipelen wel zou bestraffen vanwege hun liefdeloosheid jegens deze vrouw en Zich direct over deze ellendige vrouw zal ontfermen. Nee, Christus gaat haar Zijn roeping vertellen en zegt haar dat Hij alleen gezonden is tot de verloren schapen van het huis Israëls. Dus dat mens werd niet direct geholpen, maar er finaal buiten gezet.
Als God de genade in Christus in ons leven gaat bevestigen, zoals ook in het leven van deze vrouw, dan kom je er nieuwlings buiten te staan, volk van God. Of heb je er geen kennis aan? Kun je nogal ruim uit de voeten? Gods volk meestal niet, want ze hebben hun verstand verloren in de dood van Christus en verkeren meestal op doodlopende wegen. Geestelijk berooid, arm van Geest, geen geloof en zo onvruchtbaar als kachelhout. Ja, dan alleen kan de Heere Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven voor ons zijn, want Hij zal de blinden leiden in de weg die ze niet geweten hebben. Het zijn de kreupelen en de verminkten in zichzelf die niet geholpen zijn met een doekje voor het bloeden, maar door het dierbaar bloed van Christus gewassen en gereinigd zijn en daarin bevestigd worden.
Tegenwoordig richt men voor elke zere vinger een stichting op en velen schermen met hele mooie menslievende namen, zoals: 'helpende handen', of 'Heart Cry'. Prachtig toch? Heb je een lekke band of een loszittende tand? Geen nood, helpende handen genoeg. En als je een zielecry in je hart hebt, kun je je melden bij stichting 'Heart Cry' en dan komt het allemaal goed voor elkaar. Weet u hoe dit soort stichtingen de mensen van hun nood afhelpen? "U bent allang bekeerd, want die nood heeft u niet van uzelf en de beloften van het Evangelie zijn voor iedereen, juist voor mensen zoals u. Tob toch niet langer en neem Jezus aan, want Hij is ook voor u gestorven." Klaar is kees. Ja, zo verslaat de duivel zijn duizenden in onze dagen, maar zo doet de Heere Jezus het niet. Als Christus een ziel redt van de dood, doet Hij dat altijd in het kader van het vonnis der Wet. Gods ware volk wordt in het oordeel gered en de huichelaars worden van het oordeel gered. Dat is altijd het fundamentele verschil tussen een ware bekering en een schijnbekering.
En ook als het geloof beproefd wordt, kom je er nieuwlings buiten te staan. De genadeleer is altijd afsnijdend en bevrijdend, ook bij herhaling in de ervaring. Dat zien we ook duidelijk in het leven van deze vrouw. Christus zet haar er buiten en doet haar gevoelen dat zij buiten het verbond staat. Dat mens kon op Gods verbond niet pleiten, want een pleitrecht geldt alleen verbondskinderen en is een kinderrecht en zij was geen verbondskind, maar een heidin. En nu kun je tien keer een verbondskind zijn krachtens geboorte in de lijn der geslachten, maar zonder wedergeboorte zijn we niet meer dan verbondsbrekers die maar één recht hebben: de eeuwige straf, ja, met dubbele slagen geslagen zullen worden als wij op zo'n grote zaligheid geen acht slaan. En de mens slaat er geen acht op, want er is geen mens die God zoekt, ook niet tot één toe. Christus zoekt verloren zondaren en Hij vindt ze ook, want Hij moest door Samaria gaan om een Samaritaanse hoer erbuiten te zetten om haar door vrije genade toe te voegen tot de gemeente die zalig moet worden. Christus is niet gekomen voor mensen die zich bekeerd wanen, ook niet voor zoekende mensen, nee, Hij is gekomen voor de verloren schapen van het huis Israëls. Ik zal er een paar opnoemen: Rachab de hoer, Manasse, Levi, Zacheüs, de moordenaar aan het kruis, welke allemaal in de hel van hun bestaan tot het geloof in Christus gekomen zijn. De roeping der heidenen was echter nog niet ingegaan, maar uitzonderingen bevestigen de regel, hetgeen zich hier in de delen van Tyrus en Sidon afspeelt. Deze vrouw heeft Jezus niet opgezocht, nee, Christus heeft die vrouw opgezocht om haar in een weg van recht genade te bewijzen. Deze vrouw krijgt namelijk geen uitzonderingsbehandeling, nee, ook zij wordt er finaal buiten gezet met al haar bidden en al haar zielenood.
En mensen, al ben je er nog nooit buiten gezet met al je bidden en pleiten, dan weet je ook niet wat vrije genade is. Bovendien is het gebed van de goddelozen voor God een gruwel. Nou, die toepassing kon die vrouw voor zichzelf wel maken, en gemakkelijk zelfs, maar ze blijft aanhouden. Dat was niet haar standvastigheid, nee, dat was de standvastigheid van de Heilige Geest, Die in haar bad met onuitsprekelijke zuchtingen. Ja, daar moet Gods volk het van hebben, want anders is ons bidden niet meer dan een ijdel verhaal van woorden, waarin de vrome mens met al zijn behoeften centraal staat. Gods ware volk krijgt het meer met God te doen dan met zichzelf. Als God maar aan Zijn eer komt, dan zijn ze verheugd dat God Zichzelf een Lam besteld heeft die de gerechtigheid der Wet tot de laatste penning betaald en volbracht heeft, al zouden ze er zelf voor eeuwig buiten vallen. Ze verblijden zich meer in de ere Gods dan in hun eigen zaligheid.

Nadat de Heere Jezus de Kananese vrouw gezegd heeft dat Hij voor de heidenen niet gekomen is, gaat zij niet onverrichterzake naar huis, nee, zij valt Gods recht toe, aanbidt Hem en blijft aanhoudend smeken om genade: "Heere, help mij."
Hoe groter de nood, hoe korter de smeekbede. Ja, want het gaat God om God.
Maar nú zal de Heere Jezus wel ingrijpen, want dat mens was aan het einde van haar bestaan gekomen en stond op het punt van leven of dood.
Je hebt mensen die hun levenlang bidden kunnen zonder dat zij ooit tot de kennis der waarheid komen krachtens de Wet Gods en noemen hun bidden, hun doen en laten de praktisering van hun geloof.
Nou, daar kon deze vrouw het niet mee doen. Zij moest geholpen worden door Hem die het Leven is, of zij zou sterven. Daar was voor haar geen tussenweg, geen grijs gebied om nog een tijdje de nood uit te zingen, nee, het ging bij deze vrouw op genade of ongenade. Dat is altijd een waarachtig kenmerk van het ware Geesteswerk. Bij Demas lag dat gans anders. Dat soort christenen kunnen uiterst vroom praten, maar ze hebben hun vermaak in de tegenwoordige wereld. Voor Gods ware volk is de wereld een hel. Niet altijd, maar doorgaans, vooral als de Heere Zijn aangezicht voor hen verborgen houdt. Dan hebben ze geen leven, want als Christus ons Leven geworden is, is alles buiten Hem de dood en kunnen we niet anders dan de dood braken.

Maar de Heere Jezus laat deze doodbrakende en om genade smekende vrouw niet alleen het recht Gods toevallen, nee, Hij laat haar ook onder dat recht verloren gaan, in de aanvaarding van haar dood- en doemvonnis. Als je de zondelast van een ander krijgt opgebonden, ga je nieuwelings beleven wat je reeds mag kennen voor eigen hart en leven. Zo ook bij deze vrouw. Hij snijdt al haar bewegingen af en zegt haar aan dat het niet betamelijk is om het brood der kinderen te nemen en het de hondekens voor te werpen.
Nou, daar lag zij dan als een verworpen hondeke aan Zijn voeten, klaar om doodgetrapt te worden. En ze aanvaardt het: "Ja Heere!" Ze aanvaardt haar vonnis en als een verworpeling valt zij aan de zijde Gods en stemt volmondig toe hetgeen zij is, een rechteloze hond, die geen kinderrecht heeft krachtens het verbond, maar het alleen waard is om aan Zijn voeten doodgeslagen te worden en eeuwig buitengeworpen te worden. "Ja Heere, slaat er maar op, want ik heb het verdiend. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig!" Daar komt de huichelaar NOOIT! Nee, dat is enkel een afdruk van de gewilligheid van Christus in het hart van een verloren zondaar, Die onder Gods recht verbrand is geworden tot een lieflijken Reuk den HEERE.

Maar dan breekt haar geloof verder door en zij vangt Christus op Zijn Eigen Woord: "...doch de hondekens eten ook van de brokjes die daar vallen van de tafel hunner heren."
O, wat schittert Gods genade in deze vrouw. Zij neemt haar plaats in als het hondeke van Christus, die aan Zijn voeten verkleefd is, gelijk een gordel kleeft aan de lenden des mans. Christus kan niet meer om deze vrouw heen en Hij wil dat ook beslist niet. Nog voor dat Hij een woord tot haar gespoken had, was Hij vastbesloten om deze vrouw te helpen en haar dochter te genezen, ja, al van eeuwigheid. Maar wel in de ordelijke weg van Wet en Evangelie. Zo gaat het altijd en dat is nooit anders geweest, maar altijd wel naar de mate des geloofs. De mate kan verschillen en ook de omstandigheden kunnen verschillen, maar de zaak blijft altijd dezelfde voor elk kind van God. Daarom kennen ze elkander, ook als ze elkaar nog nooit gezien hebben, want het leven kan met het leven niet twisten.
En dan blijft de Heere Jezus geen seconde meer achter en zegt haar: "O vrouw, groot is uw geloof, u geschiedde gelijk gij wilt." En haar dochter werd gezond van diezelfde ure. Haar grote geloof deed het echter niet, nee, de redding van haar dochter geschiedde op de levendmakende woorden van de Zone Gods. "U geschiede gelijk gij wilt." En dat geschiedt aan de zijde van de mens nooit zonder geloof, nee, want zonder geloof is het onmogelijk om Gode te behagen. Maar het geloof overwint de wereld van ongeloof en Jezus haar geloof ziende, sprak het verlossende Woord door de Heilige Geest en zij ontving met Zijn woorden de verlossing van haar dochter door het geloof.
Deze uitspraak van Christus was niet haar rechtvaardigmaking, zij was reeds in Christus door het geloof, maar het betrof de redding van haar dochter en haar eeuwige behoud. Die moeder mocht het middel zijn voor haar verloren en door de duivel bezeten dochter. Want daartoe is Christus gekomen, om de werken des duivels te verbreken en gevangenen van de duivel vrijheid te schenken en aan hun ellende te denken. Zij moest haar last echter kwijt aan de grote Lastdrager, want de last van zonde en plagen van haar dochter was door haar niet te dragen en drukte haar schouders naar beneen. En hier neemt Christus in een weg van totale onmogelijkheid de last van haar over om die weg te dragen in een zee van eeuwige vergetelheid door Zijn Zelfs Offerande. Zij mocht in deze gang evenwel de Wet van Christus vervullen. "Draagt elkanders lasten en vervult alzo de Wet van Christus", Gal. 6:2.
Weinigen kinderen Gods hebben hieraan kennis, maar de Kerk is niet herschapen om bekeerd te zijn, maar voor God en om de uitbreiding van Gods Koninkrijk, om kinderen voor Christus voort te brengen. Weet u wanneer er een opwekking komt? Als de Heilige Geest de schapen Christi ontledigt van alle vrome bewegingen die uit de Wet zijn en bevrucht met een krachtige bevestiging van de gerechtigheid van Christus. Dan gaan dezulken weer lammetjes baren en zo breidt God Zijn Koninkrijk uit, door velen of door weinigen. De Heere heeft niemand nodig, maar houdt er wel een veelkleurige Kerk op na die Hij laat arbeiden in Zijn wijngaard.
Dus wie geven de lammetjes de onvervalste melk van het Evangelie? De herders? Nee, de schapen! Deze vrouw was geen lammetje, maar een schaap van Christus en in de inleving een hond. En dit schaap van Christus was in barensnood voor haar dochter. En wat doet dan de Goede Herder met dit zwangere schaap? Hij helpt haar door de barensweeën heen, niet als een zachte heelmeester die stinkende wonden maakt, maar als de Medicijnmeester die het juiste medicijn toedient en het mes van het Woord hanteert op de rechte wijze, namelijk de dood in de mens en het leven in Hem. Ja, zo reist Gods volk naar Jeruzalem, geleid door de Heilige Geest. Alle roem komt alleen Hem toe, onze dierbare Heere Jesus, Die in onze plaats ging staan, volk des Heeren. Hij vergadert Zijn Kerk, dat doen wij niet, en Hij onderhoudt hen ook in dure tijd en hongersnood. "Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een Herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden", Jes. 40:11.
Wie zijn de zogenden? De lammetjes? Nee, dat zijn de zuigenden. De zogenden zijn niet de lammetjes, maar de schapen die gebaard hebben en arbeid hebben gekregen met de nieuwgeboren kinderen in Christus.

En nu zit er ergens een lezer, een verdwaald en verloren schaap van Christus, in diepe nood, in verlatenheid en eenzaamheid, overal uitgeworpen, werkeloos, goddeloos, nooit kinderen gebaard, met een afgestorven baarmoeder, te kermen in een donkere kamer als een erfwachter van de hel. O, gij, die geen werken kunt baren, maar alleen de dood, het oordeel en de zonden, gij, die uzelf waar moet nemen als een dode hond en een groot beest, die alleen het oordeel kan mijnen, hoort wat God mij deed ondervinden en wat Hij gedaan heeft aan mijn geest: Er is hoop voor hopelozen, zaligheid voor goddelozen en kinderen voor kinderlozen. "Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man (de Wet) heeft", Gal. 4:27.
En er is een verzoend God en Vader voor geestelijke wezen en weduwen: "Want de HEERE heeft u geroepen, als een verlaten vrouw en bedroefde van geest; nochtans zijt gij de huisvrouw der jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God", Jes. 54:6.

En nog is er plaats: voor dode honden en grote beesten, voor criminelen en verbondsbrekers, voor hoeren en tollenaars, voor degenen die niet alleen doodschuldig verklaard zijn door de Wet Gods, maar nog dieper gevallen zijn en tegen licht en beter (ge)weten in gezondigd hebben tegen de liefde en niet meer weten waar zij het zoeken moeten. Of dacht u dat Petrus zich op zijn gemak voelde, staande bij het haardvuur in de opperzaal van Kajafas toen hij zijn Meester met vloeken en eedzweren drie keer verloochende? Nee, Petrus verkeerde in die zaal in de hel, en toen de Heere Jezus hem aankeek zonder verwijt, maakte hij een zalige hellevaart, want toen de Heere hem aankeek met ogen der eeuwige liefde, zakte hij door de plankenbodem van zijn bekering, en naar buiten gaande weende hij bitterlijk. Ja, en toen had Petrus de Heere Jezus als zijn enige Bekering overgehouden. Kent u dat ook? Of bent u ook nog aardig bekeerd? Petrus was zijn bekering verloren in de zaal van Kajafas en daarom kon die man op de Pinksterdag zo vrij van zich afwijzen: "Die gij gekruisigd hebt!" Dat had hij toch zelf ook gedaan? Ja, maar op de Pinksterdag staat Petrus volledig aan Gods kant en is zichzelf volkomen kwijtgeraakt in de dood van Christus. Maar dan gaat Petrus nog een keertje van zich afwijzen en al die door de Wet doorstoken mensen op Christus wijzen: Ziet uw Koning, uw Losser, uw Goël, Die Zich doodgeliefd heeft aan het vloekhout des kruises voor godloochenaars! Ja, ook NA ontvangen genade. Keert herwaarts tot Hem, gij die vermoeid en belast zijt vanwege uw (vrome) zonden, keert weder tot uw eerste Man, uw eeuwige Rustaanbrenger. Want die Man heeft niet gerust totdat Hij de zaak des Vaders volbracht had in uw en mijn plaats, Die ook voor ons bidt. Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven (Rom. 5:6). Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Amen.

Zingen we tot slot uit de 25e Psalm het vierde en vijfde vers:

"'s HEEREN goedheid kent geen palen.
God is recht, dus zal Hij door
Onderwijzing hen, die dwalen,
Brengen in het rechte spoor.
Hij zal leiden 't zacht gemoed
In het effen recht des HEEREN.
Wie Hem need'rig valt te voet,
Zal van Hem zijn wegen leren.

Lout're goedheid, liefdekoorden,
Waarheid zijn des HEEREN paan
Hun, die Zijn verbond en woorden,
Als hun schatten, gadeslaan,
Wil mij, Uwen Naam ter eer,
Al mijn euveldaan vergeven!
Ik heb tegen U, o HEER',
Zwaar en menigmaal misdreven."


GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl