DS. W. PIETERS VERVALST MOORMAN/BELIJDENIS
WAT IS EEN WAAR GELOOF?        
Plaats in winkelmandjeMandje

HC ZONDAG 7, Vr.21. Wat is een waar geloof?

Antw.: Een waar geloof is niet alleen een stellig weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een vast vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om der verdienste van Christus wil.

DS. W. PIETERS VERVALST GELOOFSBELIJDENIS VAN DE MOORMAN MET BESCHIMMELD ONHEILSBROOD  Klik hier       
Plaats in winkelmandjeMandje

Download via de Klik hier link het E-Book "Buiten de legerplaats" waarin o.a. de bekering van de Moorman is opgetekend (pag. 64-94).

---------------------------------------------------------------

DS. W. PIETERS VERVALST GELOOFSBELIJDENIS VAN DE MOORMAN MET HET BESCHIMMELD BROOD DER ARMINIAANSE GIBEONIETEN

Ontvangen inzending van zoon René

Vraag van een (Om Sions Wil?) lezeres aan ds. W. Pieters:
De kamerling uit Handelingen 8 reisde, nadat hij werd gedoopt, zijn weg met blijdschap (vers 39). Om deze doop had hij zelf gevraagd (vers 36): "Wat verhindert mij gedoopt te worden?" Voordat hij door Filippus wordt gedoopt, zegt deze hem: "Als u van ganser harte gelooft, is het geoorloofd." De kamerling antwoordt: "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is" (vers 37).
Nu luidt de vraag van een lezeres: "Hoe kan die kamerling zijn weg met blijdschap reizen, wanneer hij alleen maar gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is? Er kan pas werkelijke blijdschap zijn, wanneer de toe-eigening van het geloof er is; wanneer de kamerling dus had gezegd: "Ik geloof dat Jezus Christus, Gods Zoon, mijn Zaligmaker is"! En daarover staat niets in Handelingen 8. Hoe zit dat?"


Het antwoord van ds. W. Pieters luidt:
"Geloof is toe-eigenend van aard. Dit houdt in: als het een waar geloof is bij de kamerling, belijdt hij niet zozeer iets over zichzelf, maar over God, maar dan is deze belijdenis geen afstandelijke zaak. Deze geloofsbelijdenis is hartelijk, toe-eigenend. Wanneer de kamerling zegt: "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is", is er ook, door de prediking over het Lam Gods door Filippus, geloofsovergave aan Hem. Maar waar staat het dat de Moorman uit Morenland dit toe-eigenende geloof beoefende? In zijn vraag: "Wat verhindert mij gedoopt te worden?" Hij vraagt om de toepassing van het evangelie van het Lam Dat ter slachting werd geleid. En dat is net de bedoeling van de doop! Het gaat er bij de doop om, de vergevingsgezindheid van God te geloven, zoals in Psalm 130 staat: "Bij U is vergeving." Deze vergevingsgezindheid werd door de kamerling geloofd. Van deze gewilligheid van God om onze zonden te vergeven, wordt in de doop gezegd: dit geldt ook voor u! Zo werd de kamerling gedoopt, niet zonder geloof in Jezus Christus, al klinkt de belijdenis van de kamerling afstandelijk, betrokken op de feiten alleen!Gelooft u, op grond van Gods eigen Woord, dat Hij vergevingsgezind is, in staat en gewillig om al uw vuile zonden op rechtsgronden te vergeven? Durft u misschien nog niet te zeggen in het bezit van deze vergeving te zijn, maar vertrouwt u Zijn ware Woord, zoals in de offerdienst geproclameerd?
Dit is rechtvaardigend geloof. Hiermee is uw ziel voor eeuwig zalig. Want in deze geloofsbelijdenis ligt de overgave van uw ziel aan God. U geeft zich aan Hem, bij Wie vergeving is. Net als in het vervolg staat: "Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord." Dit betekent ‘ik zoek U om deze vergeving te ontvangen!' Belijdt u dit ook erbij?
Laten we ook eens letten op de laatste twee verzen van Johannes 20. Johannes schrijft na de belijdenis van Thomas ("mijn Heere en mijn God"): "Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid van Zijn discipelen gedaan die niet zijn geschreven in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam."
Hier staat ook ‘alleen maar': geloven dat Jezus de Christus is, Gods Zoon. Net zoals de kamerling het zegt. Er staat niet: opdat gij gelooft, dat Jezus Christus, de Zoon van God, úw Heere en úw Zaligmaker is. En toch, volgens de Heilige Geest ontvangt u, door ‘alleen maar' dit te geloven, in Zijn Naam het leven. Wat voor leven? Het leven in de verzoende eenheid en omgang met God. Dat is: dit geloof maakt u eeuwig gelukkig. Door dit te geloven ontvangt u vergeving. Moet u dan niet eerst geloven dat Jezus úw Verlosser is? Mag u dan met ‘alleen maar' dit geloof uw levensweg met blijdschap reizen? O, over wat voor geloof gaat het nu ten diepste? Dat Jezus Christus Gods Zoon is. Meer niet? Meer niet. Maar …, als u dit werkelijk gelooft, geeft u zich naar ziel én lichaam, voor tijd én eeuwigheid aan Hem over om door Hem verzoend en verlost te worden. Dan kunt u niet meer bij Hem vandaan blijven, niet meer van Hem af blijven. En zo leeft u eeuwig in onuitsprekelijk heerlijke blijdschap, met uw God!
Rest mij om u van harte toe te wensen de blijdschap van de kamerling en de heerlijke vrede van de tollenaar uit Lukas 18. Beiden werden gerechtvaardigd door geloof. De ene bad ‘alleen maar': "O God, wees mij zondaar genadig", en de andere beleed ‘alleen maar': "Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is."


-----------------------------------------

COMMENTAAR

Het bovenstaande vraag en antwoord-artikel van ds. W. Pieters ontvingen we van onze zoon René, die het artikel kreeg doorgestuurd van een werkloze en met andermans kalf ploegende religieuze kijkdoos-propagandist, zoals die in onze dagen als paddestoelen uit de grond rijzen, en om een bijdrage bedelen, terwijl zij hun hand ophouden bij de duivel. Blijkbaar weten dezulken met hun tijd geen raad en zwanger zijnde van de werken der wet, beginnen zij website's vol te plakken met beschimmeld brood en te ploegen met de beschimmelde werken van andermans kalveren. Genoemde religieuze kijkdoos-propagandisten blijken niet alleen huichelaars te zijn die met andermans veren pronken en domineesvlees aanbidden, maar dezulken zijn dikwijls pure anti-christenen die het werk Gods en des Geestes aantasten/belasteren, waarbij zij wedijveren met de Gibeonieten van weleer. Zulke religieuze lik-en-plak figuren vallen echter niet eens meer op in onze dagen, aangezien het Refodom in de volle breedte ervan bevolkt is met dit soort Gibeonitische refo-huichelaars, op en onder de kansel.

De geschiedenis van de geveinsde Gibeonieten herhaalt zich in onze dagen in het kwadraat! Gods geroepen knecht, Jozua, raadpleegde de mond Gods niet en viel in de strik die de leugenachtige Gibeonieten hem spanden, namelijk doordat zij beschimmeld brood en gescheurde wijnzakken aanwendden als bewijs dat ze afkomstig waren uit een zeer vergelegen land, en een lange reis hadden afgelegd om uit wettische oogmerken een verbond met het volk Israël te sluiten (Joz. 9).

Ten aanzien van de leer en de bevinding van de rechtvaardiging van de goddeloze (de leer waarmee de Kerk staat of valt), bedient ook ds. Pieters (en velen met hem), zich in geestelijke zin van dit soort Gibeonitisch bedrog, aangezien Pieters beschimmeld brood aanwendt ten aanzien van de toepassing van het heil in Christus. Het Gibeonitisch bedrog in de huidige prediking t.a.v. de toe-eigening des heils, is niet een incidenteel gebeuren, maar het vreet voort gelijk de kanker. Degenen die zich van genoemd bedrog bedienen, zijn niet alleen blinden die de blinden leiden, maar ook zijn dezulken niet van God geroepen om het Woord recht te snijden, omdat God Zijn ware geroepen knechten de genade en de zalving schenkt om het Woord naar de volle raad Gods recht te snijden, die Hij de huichelaars niet geeft. Ook Pieters valt ten aanzien van zijn leervervalsing onder het oordeel van de valse vredesprofeten, zoals beschreven staat in Jeremia 8:10b-11: "Van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid. En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede."

Dat ds. W. Pieters daarbij ook een neonomiaanse biblicist is en Gods Woord op een neonomiaans-biblicistische wijze verklaard, is mij al jaar en dag bekend. Persoonlijk ken ik de prediking van Pieters door en door, en niet van horen zeggen. Het gros refo-predikanten, waaronder ds. Pieters, leert duidelijk niet de bijbelse leer van de rechtvaardiging van de goddeloze, maar de rechtvaardiging van de zich ‘overgevende en vertrouwende mens', die nog geen kennis heeft aan de vergeving der zonden in de toepassing. Dat bewijs levert Pieters ook in het bovenstaande vraag en antwoord-artikel, waarin hij de geloofsbelijdenis van de Moorman vervalst en daarmee de leer van Christus in discrediet stelt. Door dit soort rationele en kuyperiaanse geloofs-veronderstellingen, zoals o.a. Pieters ten beste geeft, wordt de mens aan het werk gezet en een historisch geloof aangesmeerd, dat voor zaligmakend moet doorgaan, terwijl Christus bij dit vleselijke scenario mag toekijken en tevreden zijn.

Hetgeen Pieters leert, is volbloed heggeriaaans, ofwel duivels bedrog! Heggeriaans bedrog, wil zeggen: Hegger kende de zaligheid toe aan de oude mens onder de wet, die ‘gelovig' aanspraak maakte op de gewilligheid van Christus, ZONDER Hem te kennen in de toepassing des harten door de weg van het recht, laat staan van Hem gekend te zijn. Al die favoriete Hegger-belijders onder de wet sprak Hegger zalig en hij sprak ze aan als zijn "lieve broeders en zusters in (een valse) christus", en zo sprak hij zelfs de paus aan, ofwel DE Antichrist, namelijk als zijn "lieve broeder in christus", terwijl alle pausen met hun godslasterlijke pretenties: ‘plaatsvervangend God te zijn op aarde', de onvergeeflijke zonde tegen de Heilige Geest bedreven hebben en bedrijven. Het Refodom, met name de refokerken in het algemeen, het RD en de SGP gaan en staan in diezelfde satanische bloedlijn als de Antichrist, ofwel het Beest uit de afgrond!

Dat ook de HHK vergeven is van valse leraars, is ons al even bekend. Aangezien die kerk nooit in de Geest begonnen is, is dat fenomeen ook niet vreemd en dat betreft alle huidige refokerken. Onlangs hebben we aangetoond dat zelfs HHK-decaan, dr. P. de Vries, de bijbelse leer van de rechtvaardiging van de goddeloze vervalst, door de dwaalleer van de rechtvaardiging van de toevluchtnemende gelovige. Volgens deze dwaalleer zoekt niet de Herder het verloren schaap, maar het (verloren?) schaap de Herder. Deze voorstelling van zaken is niet anders dan puur remonstrantisme!

Naar de Kerk buiten de legerplaats vraagt echter niemand, behalve de Heere Zelf, omdat dat de Wezenkerk van Christus betreft en die alleen! Omdat God de Kerk der Reformatie heeft uitgerukt, is er voor Gods ware volk geen plaats meer in de refo-kerkelijke gewesten, aangezien de harten van Gods ware volk niet tot vleselijk gestichte kerken uitgaan, maar tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende in de blijdschap des geloofs! Gods kinderen onder het kruis kunnen niet God en de christenvervolgende en tuchtloze baäl-kerken tegelijk dienen. Heel het Refodom kan het wel, inclusief alle refo-dominees, op een enkele zwaar belasterde getuigende zonderling na, die het afvallige refostof van zijn voeten schudt, hen tot een getuigenis. Dat betekent dus dat Gods ware volk God gehoorzaamt op Zijn bevel uit de huidige babylonische refokerken te gaan (Openb. 18:4), omdat de huidige refokerken -in navolging van Rome- het voorhangsel weer hebben dichtgenaaid, van onderen naar boven met de werkheilige naaidoos van Arminius en de ideologische breinaalden van de paus en zich vermaken met het beschimmelde brood der genadeloze Gibeonieten.

We hebben recent op deze website kunnen lezen dat Pieters een mogelijke terugkeer naar huisgemeenten suggereerde, maar het bleek allemaal veronderstelde kuyperiaanse theorie te zijn, ofwel beschimmeld brood, hetgeen ook geldt voor zijn vraag en antwoord-artikel. Noodzakelijkerwijs noemen we man en paard, maar ik betuig voor de Heere dat ik de strijd niet heb tegen vlees en bloed en de Heere weet dat ik niet lieg! We zijn als geroepen getuige van Christus ook geroepen om de geesten te beproeven of zij uit God zijn, maar hetgeen Pieters leert, is niet uit God, maar een verzonnen, zielsbedrieglijke en oudwijfse fabel!

Na dit noodzakelijke proloog, zullen ingaan op het vraag en antwoord-artikel van ds. Pieters en de valse leer die Pieters daarin openbaart, ontmaskeren met het Woord onzes Gods.

De vraagstelster vraagt zich dus af hoe de kamerling zijn weg met blijdschap kon reizen op grond van de belijdenis dat hij gelooft dat Jezus Christus de Zoon van God is. De vraagstelster mist de toe-eigening des geloofs in de belijdenis van de Moorman, namelijk: "Ik geloof dat Jezus Christus, Gods Zoon, mijn Zaligmaker is!" Daarover staat volgens haar niets vermeld in Handelingen 8 en dan vraagt ze vervolgens aan ds. Pieters "hoe dat zit".

De verklaring die Pieters als antwoord op de gestelde vraag geeft aan de bekering van de Moorman is volstrekt vals en contra de Schrift en contra de hermeneutiek van de Heilige Geest.

Volgens Pieters geloofde de kamerling alleen in Gods vergevingsgezindheid om de zonden te vergeven met zijn belijdenis dat hij gelooft dat Christus de Zoon van God is. Dit is echt het toppunt van biblicisme, maar het is godslasterlijk biblicisme!

De Moorman getuigde met zijn belijdenis dat Jezus de Zoon van God is, vanuit het in Christus zijn, vanuit de vergeving der zonden in de toepassing, vanuit de bevinding des geloofs, omdat God daar plaats voor gemaakt had, aangezien de Moorman op zijn terugreis naar Morenland zich midden in een hellevaart bevond, zijn eigen oordeel lezende in de rol van Jesaja 53, en onder de prediking van Filippus als een goddeloze met God verzoend is geworden, wat alleen al blijkt uit zijn vraag op leven of dood over de tekstwoorden uit Jes. 53:7-8, aan Filippus: "Ik bid u, van wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders?"

Biblicisten kunnen de zin en mening des Heiligen Geestes hierin niet lezen, omdat het er niet letterlijk staat, maar vooral omdat zij zelf vreemd zijn aan hetgeen Hanna getuigt omtrent de doorgang door de enge poort, in 1 Samuel 2:6: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen."
Biblicisten hebben hieraan geen druppel geloofskennis, anders zouden zij de toe-eigening des heils preken in het kader van het getuigenis van Hanna, een getuigenis dat volledig in overeenstemming is met de leer van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is. Zonder te blijven in de leer van Christus kan geen mens zalig worden. Pieters en vele zogenaamde predikers overtreden en blijven niet in de leer van Christus, omdat zij die leer niet eens geloven, hetgeen hun spraak openbaart.
Maar God gaat van Zijn Getuigenis niet af: "Een iegelijk, die overtreedt, en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet; die in de leer van Christus blijft, deze heeft beiden den Vader en den Zoon", 2 Joh. 1:9.

Pieters: "Het gaat er bij de doop om, de vergevingsgezindheid van God te geloven, zoals in Psalm 130 staat: "Bij U is vergeving." Deze vergevingsgezindheid werd door de kamerling geloofd. Want in deze geloofsbelijdenis ligt de overgave van uw ziel aan God. U geeft zich aan Hem, bij Wie vergeving is. Want in deze geloofsbelijdenis ligt de overgave van uw ziel aan God. U geeft zich aan Hem, bij Wie vergeving is. Net als in het vervolg staat: "Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord." Dit betekent ‘ik zoek U om deze vergeving te ontvangen!' Belijdt u dit ook erbij?"

In het door Pieters aangehaalde getuigenis van de Psalmist van de 130e psalm, gaat het NIET over iemand met een voorgewend geloof in de vergevingsgezindheid van God, noch om voor het eerst vergeving der zonde te verkrijgen, maar over een vergévend God in Christus, want er staat: "Bij U IS vergeving!" De Psalmist was reeds met God verzoend en hij spreekt duidelijk vanuit de geloofskennis van de vergeving der zonden, ook ten aanzien van zijn verwachting en hoop op God en niet vanuit een religieuze wens om voor het eerst vergeving te verkrijgen.

Pieters vervalst dus ook het geloofsgetuigenis van de palmist met een voorgewend historisch(!) geloof in Gods vergevingsgezindheid, maar alleen Gods verzoende kinderen in Christus geloven zaligmakend in de vergevingsgezindheid van God in Christus, omdat hun zonden van verleden, heden en toekomst vergeven ZIJN! Zonder de vergeving der zonden in de toepassing is er geen sprake van een waar geloof, aangezien God geen belijders rechtvaardigt die zich laten dopen omdat zij geloven in Gods vergevingsgezindheid. God rechtvaardigt alleen de daadwerkelijke goddelozen waarvoor Christus gestorven is (Rom. 5:6), en in de ure van de oude mens-dood (Rom. 7:9), kunnen dezulken zich alleen maar de eeuwige rampzaligheid als Gods rechtvaardige straf op hun helse adamsbestaan toe-eigenen, totdat zij als een lijk voor de wet door de enge poort getrokken worden, om in en door Christus levendgemaakt (Joh. 5:25) en gerechtvaardigd (vrijgesproken) te worden (Rom. 5:1-6). Vanaf het moment van de vrijmaking door de Zoon is de ziel in Christus en voor God gerechtvaardigd, eerder NIET!
Dat Pieters een arminiaanse ketterij leert, wordt des te duidelijker door wat hij vervolgens daarover schrijft aan de vraagstelster: "Gelooft u, op grond van Gods eigen Woord, dat Hij vergevingsgezind is, in staat en gewillig om al uw vuile zonden op rechtsgronden te vergeven? Durft u misschien nog niet te zeggen in het bezit van deze vergeving te zijn, maar vertrouwt u Zijn ware Woord, zoals in de offerdienst geproclameerd? Dit is rechtvaardigend geloof. Hiermee is uw ziel voor eeuwig zalig."

Hetgeen Pieters hier leert over het geloof, is slechts historisch geloof! In bovenstaand citaat beweert Pieters namelijk dat het 'ware' geloof bestaat uit een geloof in de Almacht en gewilligheid van God om de zonden te vergeven. Dat gelooft echter elke rechtzinnige belijder, krachtens zijn/haar historisch geloof, maar dat geloof is niet het ware zaligmakende geloof. Gods Woord leert namelijk nergens dat de zaligheid gelegen is in hetgeen God KAN, maar in hetgeen God in Christus daadwerkelijk aan de ziel DOET, namelijk waarvan o.a. Paulus getuigt in Gal. 1:6, dat het Gode behaagd heeft, Zijn Zoon in hem te openbaren, TOT vergeving der zonde, TOT wedergeboorte en TOT geloof.

DEZELFDE openbaring van Christus in de toepassing des harten aan Paulus, heeft de Moorman tot zijn rechtvaardigmaking ondervonden onder de prediking van Filippus! Daar ging echter heel wat aan vooraf, niet als instap tot de wedergeboorte, maar om plaats te maken voor Christus, in de weg van overtuiging van zonden, gerechtigheid en oordeel. Wat eraan vooraf ging bij de Moorman, dus hoe de Heere voor Christus en het geloof in Hem plaats gemaakt heeft in het leven van de Moorman, kunt u lezen in het boekje "Buiten de legerplaats" dat is te downloaden via de Klik hier link on top of the page.

Dat hele voorafgaande werk des Geestes (Joh. 16:8-11) door de bediening des doods der Wet (Rom. 7:9 - Gal. 2:19a) in het leven van verloren zondaren die door God gerechtvaardigd worden, wordt door Pieters met geen woord over gerept en ik heb het hem al die jaren nog nooit horen preken.

DEZELFDE openbaring van Christus in de toepassing des harten aan Paulus, heeft de Samaritaanse hoer tot haar rechtvaardigmaking ondervonden onder de prediking van Christus. "Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek", Joh. 4:26. Lees ook wat er aan vooraf ging in het leven van die Samaritaanse hoer, namelijk de bediening des doods van de Wet.

DEZELFDE openbaring van Christus in de toepassing des harten heeft de blind geboren man tot zijn rechtvaardigmaking ondervonden onder de prediking van Christus. "Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven? En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem", Joh. 9: 36-38. (Lees ook wat er aan vooraf ging in het leven van die blindgeborene).

DEZELFDE openbaring van Christus in de toepassing des harten heeft Zacheus tot zijn rechtvaardigmaking ondervonden. "Zacheus! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven", Luk. 19:5. Lees ook wat er aan vooraf ging in het leven van Zacheus, die niet in de vijgeboom zat om te zien wat Jezus KON, maar Wie Hij WAS! Wat dat betekent, weet alleen Gods ware volk!

DEZELFDE openbaring in Christus in de toepassing des harten heeft Abraham tot zijn rechtvaardigmaking ondervonden. "Ik ben uw een Schild, uw Loon zeer groot!" Gen. 15:1. In welke weg is dat gegaan? Abram was door God gehaald uit het vervloekte Ur der Chaldeeën van zijn verloren adamsbestaan.

DEZELFDE openbaring in Christus in de toepassing des harten heeft Jakob tot zijn rechtvaardiging ondervonden te Bethel. "Ik ben de HEERE, de God van uw vader Abraham, en de God van Izak; dit land, waarop gij ligt te slapen, zal Ik aan u geven, en aan uw zaad. En uw zaad zal wezen als het stof der aarde, en gij zult uitbreken in menigte, westwaarts en oostwaarts, en noordwaarts en zuidwaarts; en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. En zie, Ik ben met u, en Ik zal u behoeden overal, waarheen gij trekken zult, en Ik zal u wederbrengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken heb", Gen. 28:13-15.
Wat ging eraan vooraf? Jakob, de bedrieger, werd ten dode vervolgd door de bloedwreker, Ezau, en toen de zon was ondergegaan, ging de Zonne der Gerechtigheid op in Jakobs ziel!

DEZELFDE openbaring van Christus in de toepassing des harten heeft de tollenaar Levi tot zijn rechtvaardiging ondervonden. "Volg Mij!" Luk. 5:27. Wat ging eraan vooraf? Levi zat in het tolhuis, ofwel het voorportaal van de hel, en als verbondsbreker was hij daarvan overtuigd).

DEZELFDE openbaring in Christus in de toepassing des harten hebben al de bijbelheiligen ondervonden en ondervindt AL Gods volk tot op de dag van vandaag, tot hun rechtvaardigmaking, tot wedergeboorte, tot geloof.

Pieters: "Laten we ook eens letten op de laatste twee verzen van Johannes 20. Johannes schrijft na de belijdenis van Thomas ("mijn Heere en mijn God"): "Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid van Zijn discipelen gedaan die niet zijn geschreven in dit boek, maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam."

Wat Johannes door de inspiratie des Geestes schrijft in Joh. 20:30-31, isoleert Pieters (doorlopend) van het Tota Scriptura en vervolgens geeft hij er een biblicistische verklaring aan.
Christus leert bij monde van dezelfde Johannes in Johannes 5:25 HOE de Zijnen tot het geloof in Hem komen, namelijk, door de Zoon van God, Die de doden levendmaakt en zalig spreekt: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven!" Uit deze woorden blijkt duidelijk dat Christus de doden zalig SPREEKT, namelijk door Woord en Geest, tot vergeving der zonden, tot wedergeboorte en tot geloof. Hetzelfde staat geschreven in Johannes 8:36: "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn."

De vrijmaking des Zoons ligt ten grondslag aan "het geloof en het leven in Zijn Naam", maar Pieters negeert volstrekt deze vrijmaking des Zoons en ook overschreeuwt hij de noodzakelijke doorgang door de enge poort, zoals o.a. staat geschreven in Joh. 5:25. Met de openbaring van Christus aan de ziel door Woord en Geest en de vergeving der zonden in de toepassing begint het geestelijke leven, waarvan Christus het Begin is, Die de doden levendmaakt en zalig spreekt, ofwel de goddelozen rechtvaardigt. We hebben geen behoefte om te oordelen over zijn geestelijke staat, maar dat Pieters geen roeping heeft van Godswege om het Woord te preken, komt uit zijn spraak zelf openbaar en daarin reist hij niet alleen, maar heeft het ganse leger refo-dominees aan zijn zijde, omdat ze de ware bekering en de ware geloofsbelijdenis (in dit geval van de Moorman) doorlopend vervalsen, terwijl zij hun sodomitische collega's de handen boven het hoofd houden, zoals ook Pieters dat doet! Het is onmogelijk dat deze stomme honden (Jes. 56:10) geroepen knechten van God zouden zijn.

Nog even ten aanzien van het Begin van de wedergeboorte. Gods Woord leert op elke bladzijde dat Christus de Eerste is, ook in het kader van de rechtvaardigmaking en niet het geloof! Immers, Christus is het Begin der schepping Gods en Hij is ook het Begin der herschepping Gods. Hij is de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde, ofwel het Einde der Wet, namelijk TOT rechtvaardigheid, een iegelijk die gelooft (Rom. 10:4).

Pieters: "Hier (in Joh. 20:30-31) staat ook ‘alleen maar': geloven dat Jezus de Christus is, Gods Zoon. Net zoals de kamerling het zegt. Er staat niet: opdat gij gelooft, dat Jezus Christus, de Zoon van God, úw Heere en úw Zaligmaker is. En toch, volgens de Heilige Geest ontvangt u, door ‘alleen maar' dit te geloven, in Zijn Naam het leven. Wat voor leven? Het leven in de verzoende eenheid en omgang met God. Dat is: dit geloof maakt u eeuwig gelukkig. Door dit te geloven ontvangt u vergeving."

Volgens de biblicistische verklaring van Pieters ontvangt ook de duivel vergeving der zonden, want ook de duivelen geloven dat Christus de Zoon van God is, doch zij sidderen, zoals geschreven staat in Jakobus 2:19: "Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen." De duivel gelooft ook dat Christus de Zoon van God is: "En met een grote stem roepende, zeide hij (de duivel in Legio): Wat heb ik met U te doen, Jezus, Gij Zone Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt!" Luk. 8:28.
Dus ook voor Pieters geldt: "Gij gelooft, dat God een enig God is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen."


Pieters: "Moet u dan niet eerst geloven dat Jezus úw Verlosser is? Mag u dan met ‘alleen maar' dit geloof uw levensweg met blijdschap reizen? O, over wat voor geloof gaat het nu ten diepste? Dat Jezus Christus Gods Zoon is. Meer niet? Meer niet. Maar …, als u dit werkelijk gelooft, geeft u zich naar ziel én lichaam, voor tijd én eeuwigheid aan Hem over om door Hem verzoend en verlost te worden. Dan kunt u niet meer bij Hem vandaan blijven, niet meer van Hem af blijven. En zo leeft u eeuwig in onuitsprekelijk heerlijke blijdschap, met uw God!"

Al degenen die NIET geloven dat Christus hun persoonlijke Verlosser is, reizen met een ingebeelde hemel ter helle! Met zijn zelf opgeworpen vraag: "Moet u dan niet eerst geloven dat Jezus úw Verlosser is?" zegent Pieters de duivelen in, zoals Gods Woord daarvan een bewijs levert in Jakobus 2:19. Pieters plakt aan het door hem geleerde "zaligmakende" historische geloof echter nog wel wat vast, namelijk ‘de overgave van ziel en lichaam', om door Christus verzoend en verlost te WORDEN!

Al Gods ware kinderen ZIJN met God verzoend, zoals o.a. Romeinen 5:1 ons leert: "Wij dan, gerechtvaardigd ZIJNDE uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus", en zoals ook Hebreeën 10:22 ons leert: "Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd ZIJNDE van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen ZIJNDE met rein water."
En de Heilige Geest getuigt bij monde van Paulus in Kol. 3:3: "Want gij ZIJT gestorven, en uw leven IS met Christus verborgen in God."

We kunnen met nog honderden Schriftuurplaatsen en uit de geloofsbevinding der zaken aantonen dat Gods ware volk in Christus NIET verzoend en verlost WORDT, maar verzoend en verlost IS!

Pieters leert derhalve een ingebeelde zekerheid en gelijknamige blijdschap en gaat daarin nog verder dan Rome. Rome leert ook de leer van het ‘worden', "maar" -zo leert Rome- "in het vagevuur zal nog moeten blijken of het allemaal wel waar geweest is."
Pieters geeft aan het historische geloof een zaligmakende zekerheidsstatus, maar zover gaat Rome niet. Hoewel om vleselijk belang houdt Rome de wettische vrees in stand door de prediking van het vagevuur, omdat zij blijkbaar ervan overtuigd zijn zich te kunnen/zullen bedriegen voor de eeuwigheid. Pieters strijkt die vrees glad met beschimmeld brood, maar Gods ware gerechtvaardigde volk zal dat Gibeonitische brood met afgrijzen afwijzen, omdat zij van het levende Brood hebben gegeten, verzadigd zijn en er gedurig naar hongeren!

Geen vagevuur dus, maar ook geen vergeving der zonden door een historieel geloof dat men valselijk inkadert in de wedergeboorte. Gods volk HEEFT vergeving der zonden in en door Christus, "...in Denwelken wij de verlossing HEBBEN door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden", Kol. 1:14.
Bovendien, Gods ware volk is al in het vuur geweest, zoals Hanna en de ganse levende Kerk in Christus er van getuigt: "De HEERE doodt en maakt levend; Hij doet ter helle nederdalen, en Hij doet weder opkomen", 1 Sam. 2:6.
In tegenstelling tot Pieters, getuigt Hanna HOE de Heere Zijn volk tot het geloof in Christus brengt, zoals ook Paulus er o.a. van getuigt in Galaten 2:19: "Want ik ben door de wet der wet gestorven, opdat ik Gode leven zou."

Pieters beweert dat de Moorman "alleen maar" belijdt dat Jezus de Zoon van God is, maar we hebben u uit de Schrift bewezen dat die geloofsbelijdenis van de Moorman uitgesproken is vanuit de persoonlijke geloofsvereniging met Christus, omdat Christus Zich Persoonlijk aan de Moorman had geopenbaard, middels de prediking van Filippus uit Jesaja 53, tot vergeving van al zijn zonden, waarvan de doop "alleen maar" een teken en zegel is.

Lees verder over de bekering van de Moorman in de E-BOOK - "Buiten de legerplaats", pag. 64-94, via de Klik hier link.

GPPB.


http://www.derokendevlaswiek.nl